• Hoeven
  • Oud Gastel
  • Bosschenhoofd
  • Basiliek Oudenbosch
  • Basiliek Oudenbosch
  • Oud Gastel
  • Bosschenhoofd
 
 




link naar de RSS Feed van de laatste nieuwsberichten meld deze pagina op Twitter meld deze pagina op Facebook

Geschiedenis

gepubliceerd: donderdag, 15 oktober 2015
Geschiedenis

In 2007 verscheen een beleidsnota van het Bisdom van Breda met als titel ‘In de duizend gezichten van Uw volk’. Hierin werd een visie gegeven op de ont­wik­ke­lingen in kerk en wereld en op de moge­lijke gevolgen daar­van voor de pa­ro­chies in het bisdom. In de beleidsnota wer­den pa­ro­chies opge­roe­pen om in hun regio te zoeken naar vormen van intensieve samen­wer­king en daaraan – zo moge­lijk – or­ga­ni­sa­torische en bestuur­lijke con­se­quenties te verbin­den.

Na het ver­schij­nen van de beleidsnota zijn ook de zeven pa­ro­chies, die al samen­werkten in de Interparochiële Vereni­ging regio Ouden­bosch, met elkaar in gesprek gegaan. Die gesprekken hebben ertoe geleid dat met ingang van 1 sep­tem­ber 2013 de Bis­schop van Breda heeft besloten de zeven pa­ro­chies in de regio op te heffen en samen te voegen tot de nieuwe Rooms-katho­lie­ke Pa­ro­chie H. Bernardus van Clairvaux, geves­tigd in Ouden­bosch.

Bosschen­hoofd

Het gebied van Bosschen­hoofd hoorde vanaf het einde van de der­tien­de eeuw bij Hoeven. Het Land van Breda omvatte aan­vanke­lijk bijna geheel het hui­dige West-Brabant. Ook Bosschen­hoofd behoorde hiertoe. Na het kin­derloos over­lij­den van Arnout van Leuven in 1287 werd dit gesplitst in twee Heer­lijk­he­den: Heer­lijk­heid Breda en Heer­lijk­heid Bergen op Zoom. Bosschen­hoofd bleef in bezit van beide, tot het in 1458 aan Bergen op Zoom werd toegewezen.

Ansichtkaart van Bosschenhoofd-Seppe
Ansicht­kaart van Bosschen­hoofd-Seppe

In West-Brabant was veel moer aanwe­zig. Reeds in 1301 was het steken van turf in volle gang, toen al bestond de Vaart in Ouden­bosch. Deze Bossche­vaart zou vroe­ger ook verbon­den zijn geweest met Pagne­vaart en de haven van Ouden­bosch. Ten zui­den van Ouden­bosch was in 1301 een gebied van ongeveer 300 hectare moer uitge­ge­ven, bekend als het Bosschelaag. Aan de rand werd een nieuw turf­hoofd aan­ge­legd; het Bossche­hoofd. Het lag hoger dan de omge­ving, daardoor was men er veilig bij over­stro­ming. In de 14e eeuw zullen er al enkele mensen gewoond hebben, maar ont­wik­ke­ling tot dorp verliep lang­zaam. In 1840 telde Bosschen­hoofd 269 en in 1860 361 inwoners. Het betrof vooral pioniers uit Hoeven, die boer­derijtjes op de woeste gron­den stichtten. In 1882 kreeg Bosschen­hoofd een school en pas in 1886 een kerk.

Koning Willem I liet een met keien bestrate rijks­straatweg aanleggen tussen Breda en Roosendaal. Hier werd mee be­gon­nen in 1820 en in 1838 was de aanleg afgerond. Enkele jaren later legde Ouden­bosch, zon­der subsidie, een klinkerweg naar Bosschen­hoofd aan en verbond deze met de Rijksweg. Voor Ouden­bosch was dit toen be­lang­rijk in ver­band met het ontgin­nings­bedrijf annex boom­kwe­ke­rij "Maple Farm", van Henricus van der Bom uit Ouden­bosch.
In 1931 werd de Rijksweg Breda-Roosendaal een twee­baansweg van beton en in 1977 werd de vier­baansweg (te­gen­woor­dig A58) met het viaduct "Post­baan" bij Bosschen­hoofd geopend. Het kruis­punt bij Maple Farm kreeg een nieuw aan­zicht en ook de naam Maple Farm verdween.

Op 1 januari 1997 is Bosschen­hoofd door de herin­de­ling van de ge­meen­tes Ouden­bosch, Hoeven en Oud en Nieuw Gastel, opge­gaan in de nieuwe ge­meen­te Halder­berge. Voor­heen vorm­den Bosschen­hoofd en Hoeven samen de ge­meen­te Hoeven. In 1982 is in Bosschen­hoofd het jubileum­feest 100 jaar onder­wijs en het 700 jaar Hoeven/Bosschen­hoofd gevierd. Burge­mees­ter Osterloh was de laatste burge­mees­ter van Hoeven/Bosschen­hoofd en werd daarna burge­mees­ter van de nieuwe ge­meen­te Halder­berge. Met de herin­de­ling kwam er bij Bosschen­hoofd een grenscorrectie, wat betekende dat het grond­ge­bied ten zui­den van de autoweg bij de ge­meen­te Rucphen ging behoren, inclusief de monu­mentale Heimolen. In Bosschen­hoofd is het inwoneraantal, mede door de herin­de­ling, niet gestegen: In 2005 woon­den in Bosschen­hoofd 2131 inwoners.

Hoeven

In 1282 verkocht Arnoud van Leuven, Heer van Breda, hon­derd hoeven woeste grond aan de Sint-Bernardus­ab­dij te Hemiksem. Het do­cu­ment waar­mee dit werd bekrach­tigd was de eerste schrifte­lijke vermel­ding van de naam Hoeven. De bodem bestond hier uit moerassig veen en heide­grond. De bedoeling was dat de Cisterciënzer monniken deze grond zou­den gaan ontginnen. De monniken bouw­den een hoeve op een hoog­ge­le­gen terrein ten westen van de Halder­berg, ter plaatse van het hui­dige Bovendonk, waar tot ver in de vorige eeuw een groot­semi­narie zetelde, sindsdien dienend als zowel con­fe­ren­tie­cen­trum en pries­ter- en diaken­oplei­ding van het bisdom Breda.

Ansichtkaart van de Dorpstraat in Hoeven
Ansicht­kaart van de Dorp­straat in Hoeven

Hoeven behoorde aan­vanke­lijk tot de pa­ro­chie Gastel. In 1279 werd de kapel op de Halder­berg gebouwd, en in 1310 werd Hoeven een zelf­stan­dige pa­ro­chie. In 1886 splitste Bosschen­hoofd zich hier­van af. De katho­lie­ken moesten hun kerk aan de Boven­straat in 1648 afstaan aan de her­vorm­den en kregen deze in 1800 weer terug. Het schip moest echter opnieuw wor­den opge­bouwd, zodat het tot 1821 duurde alvorens de kerk weer in gebruik kon wor­den geno­men. In 1884 werd het koor onder lei­ding van Pierre Cuypers her­bouwd. De kerk werd echter overbo­dig nadat in 1929 de nieuwe kerk in gebruik werd geno­men. Er waren nog plannen om de oude kerk als ge­meen­tehuis in te richten, maar ook daar kwam niets van en de kerk verviel meer en meer. In 1944 werd de kerk bovendien door oorlogshan­de­lin­gen zwaar bescha­digd en in 1953 volgde de sloop.

De oude Hoevense dorps­straat, de hui­dige Sint-Jans­straat, werd reeds in 1670 met keien bestraat. Ze maakte deel uit van de straatweg van Etten naar Ouden­bosch. In 1890 kwam er een tram over deze weg. Uit­ein­de­lijk kwam er een ver­keersomlei­ding. (bron: Wikipedia.org)

Ouden­bosch

In 1275 schonken Arnoud van Leuven en zijn echt­ge­note Elisabeth, heer en vrouwe van Breda, het Baerle­bosch en twee­hon­derd bun­der moeras aan de Sint-Bernardus­ab­dij te Hemiksem. De monniken lieten het gebied ontginnen, en omstreeks 1300 werd door hen een kanaal gegraven, de hui­dige Oudenbossche Haven (Oost-Vaardeke en West-Vaardeke). Aan het haven­hoofd werd het Oude Baerle­bosch gesticht. Aan de verbin­ding tussen de Dintel en de Mark, de Barlaecke, werd het Nieuwe Baerle­bosch gesticht, bestaande uit een aantal huisjes en bedrijfjes. Ouden­bosch groeide uit tot een dorp. Het haventje werd gebruikt om de turf die uit het zui­den kwam op grotere schepen over te slaan en via het West-Vaardeke en het Oost-Vaardeke naar de Dintel en zo naar Dordrecht te ver­voeren.

Ansichtkaart van de Basiliek van Oudenbosch
Ansicht­kaart van de Basiliek van Ouden­bosch

Ouden­bosch behoorde vanaf 1287 tot de heer­lijk­heid Bergen op Zoom (vanaf 1533 markiezaat Bergen op Zoom), en was de hoofd­plaats van het ooste­lijk deel daar­van (Oost­kwar­tier, een van de districten waarin het Markiezaat was ver­deeld) en de zetel van een drossaard en een rent­mees­ter. Van de heren van Bergen op Zoom ont­ving Ouden­bosch ver­schil­lende voor­rechten, o.a. het recht van een vrije week­markt, waardoor het dorp zich guns­tig ont­wik­kelde.

Ook de veer­dienst, die van hier op de handels­stad Dordrecht werd inge­steld, kwam Ouden­bosch ten goede. Het werd een pleister­plaats en een ver­keersknoop­punt, van­waar handelswegen voer­den naar Antwerpen en Bergen op Zoom. Na de Sint-Elisabethsvloed kwamen grote delen van het gebied ten noor­den van Ouden­bosch onder water te staan, en leg­den de schepen uit Dordrecht in Ouden­bosch aan op de plaats, die nog heden ‘de Haven’ heet, en waar­van de reizi­gers per diligence ver­der naar Antwerpen reden. Eind 16e eeuw werd de veer­dienst verlegd naar Zeven­bergen.

In de 16de eeuw kwamen er in het grote water langzamer­hand zand­banken op, waar­van de eerste, vóór Ouden­bosch gelegen, aan­vanke­lijk ‘'t Sand daer buyten’ heette, wat nader­hand, toen al het water weg en de uitdruk­king dus onverstaan­baar was, tot Stand­daar­bui­ten werd verge­mak­ke­lijkt. Al het tussen­lig­gende land werd nu echter niet door de Braban­ders, maar door de boeren der Hollandsche eilan­den ingepol­derd en bevolkt.

Aan het begin van de Tach­tig­ja­rige Oorlog werd Ouden­bosch geplun­derd door de watergeuzen. In 1604-1605 stierf de bevol­king vrijwel uit als gevolg van de pest, en in 1625 volgde een tweede pest­epi­de­mie. Op 3 maart 1649 moesten de katho­lie­ken hun kerk afstaan aan de pro­tes­tan­ten; in 1684 kregen ze toestem­ming een schuur­kerk te bouwen. Door de Franse bezetters werd de oor­spron­ke­lijke kerk op 5 juli 1799 weer aan de katho­lie­ken toegewezen, op basis van het aantal pa­ro­chi­anen.

Rond 1825 begon de plaat­se­lijke economie te groeien. Ouden­bosch ligt op de overgang tussen zand en zeeklei, en de bodem bleek guns­tig voor boom­kwe­ke­rijen.

De ople­ving op gees­te­lijk gebied mani­fes­teerde zich ook in de bouw van een in­druk­wek­kende nieuwe paro­chie­kerk met een koepel naar het voor­beeld van de Sint-Pieters­basi­liek in Rome, en een voor­ge­vel zoals de Sint-Jan van Lateranen. In 1865 werd met de bouw be­gon­nen en zes­tien jaar later kon de kerk in gebruik geno­men wor­den. Op ini­tia­tief van pastoor Willem Hellemons werd deze basiliek tussen 1865 en 1892 gebouwd. Ouden­bosch was verzameldepot voor de katho­lie­ken die meevochten aan de kant van de Paus Pius IX, in de in 1861 opgerichte garde der Zouaven. Ter her­in­ne­ring aan hen is bij de kerk een monu­ment opgericht. De namen van de wijken (voor­heen lan­derijen) Velletri en Albano ver­wij­zen naar leger­plaatsen van Zouaven nabij Rome.

Het was in de tijd tussen de beide wereld­oor­logen, dat Ouden­bosch met de erns­tige gevolgen van de algemene eco­no­mische crisis werd gecon­fron­teerd. Ook in andere opzichten was van groei nau­we­lijks sprake.

Tijdens de Tweede Wereld­oor­log bleef de ge­meen­te voor grote rampen gespaard. Zonder bloedvergieten en zon­der verwoes­tingen werd zij op 30 ok­to­ber 1944 door de Ameri­kaanse Timberwolf Divisie bevrijd.

Evenals in andere ge­meen­ten eiste ook in Ouden­bosch de oplos­sing van de woning­nood grote aan­dacht. De eerste uitbrei­ding na de oorlog had plaats ten noor­den van de oude kern in het Oudland. Daarna volg­den de wijken Pagne­vaart en Velletri in het oosten, een tweede uitbrei­ding in noor­de­lijke rich­ting en de wijk Het Spui in het westen. Ten zui­den van de spoorlijn is het bestem­mings­plan Albano ge­rea­li­seerd. Het Streek­plan West-Brabant, dat in 1970 door het provinciaal bestuur werd vast­ge­steld, kende aan Ouden­bosch een be­lang­rijke woon­func­tie toe. (bron: Wikipedia.org)

Paulus Pa­ro­chie

Ontstaan

Op 2 august 1965 nam Mgr. G.H. de Veth als zevende bis­schop van het bisdom Breda het besluit om in Ouden­bosch een tweede pa­ro­chie aan de oostzijde van de spoorlijn Roosendaal-Rotter­dam op te richten, gelijktij­dig name hij het besluit om de zeer eer­waarde heer C.A.P. Suykerbuyk te belasten de pa­ro­chie te stichten. De uitbrei­ding van Ouden­bosch aan de oostzijde van de spoorlijn met de wijk Pagne­vaart en de toe­koms­tige wijk Velletri waren in feite de onder­bou­wing van dit besluit. Om voortvarend te kunnen beginnen was het nood­za­ke­lijk op korte termijn een kerk­bestuur te benoemen. Op voor­dracht van de pastoor zijn toen de heren WL.G. (Wim).Brouwers en S.A.I.(Bas) du Pont benoemt tot res­pec­tie­ve­lijk se­cre­ta­ris en pen­ning­mees­ter. Het was van belang dat de pastoor in Ouden­bosch zou kunnen wonen, en aangezien er geen goede huurwo­ning direct be­schik­baar was, werd het pand Linde­straat 4 voor fl. 30.000,- aangekocht als woning voor de pastoor. Zo verhuisde pastoor Suijkerbuijk in ok­to­ber reeds, nadat de woning enigszins aan­ge­past was, van Steen­bergen naar Ouden­bosch. De bis­schop was inmiddels akkoord met de naam van de nieuwe pa­ro­chie: Sint Paulus­paro­chie. Een ruimte voor het vieren van Eucha­ris­tie en voor het hou­den van ver­ga­de­ringen werd tij­de­lijk gevon­den in de aula van de Katho­liek Tech­nische School aan de Pagne­vaartweg. Deze aula was zeer geschikt voor tij­de­lijk gebruik. In aan­bouw was name­lijk ook aan de Pagne­vaartweg een nieuwe kapel voor de broe­ders van St. Louis op het terrein van Sancta Maria, waar het juvenaat en het generalaat van de broe­ders waren geves­tigd.

Op 26 no­vem­ber 1965 vindt de in­stal­la­tie plaats van pastoor Suykerbuyk in de aula van de Katho­lie­ke Tech­nische School door de deken H.J.A. van Mierlo. Al snel richtte men in de pa­ro­chie een groep contact­personen op. Deze contact personen wer­den per wijk gekozen, en was voor de pastoor het instru­ment voor de com­mu­ni­ca­tie. Van groot belang vindt men in de nieuwe pa­ro­chie eigen­lijk van af de oorsprong de com­mu­ni­ca­tie naar twee kanten. De pastoor kan via de contact­personen de mening horen van de pa­ro­chi­anen en de contact­personen kunnen ideeën van de pastoor toetsen en ventileren onder de pa­ro­chi­anen. Voor de pastoor was het tevens een in­for­ma­tie­bron over zieke pa­ro­chi­anen of andere zaken die binnen da pa­ro­chie speel­den en voor het func­tio­ne­ren van de pastoor van belang waren.

Kerk­ge­bouw

Binnen het bestem­mings­plan Pagne­vaart was op de hoek van de Prof. Mulderslaan en de Jasmijnlaan ruimte ge­re­ser­veerd voor een kerk­ge­bouw mat pastorie. De pa­ro­chie kocht van de ge­meen­te 3.000 m2 voor 65.000 gul­den om de nieuwe kerk te bouwen. Alhoewel van de zijde van het bisdom werd aan­ge­dron­gen op het bouwen van een kerk met 750 zit­plaatsen is toch gekozen voor een kerk met 500 zit­plaatsen. Het kerk­bestuur bezocht diverse nieuwere kerken en bepaalde tenslotte de opdracht te geven aan architecten­bu­reau Mens en Pruym uit Vught. Het ontwerp van de kerk is zodanig dat een gangen stelsel aan ene zijde de moge­lijk­heid geeft een gar­derobe en ver­ga­der­ruim­te en werk­ruim­te rond de kerk te situeren. Het geheel is een prak­tisch geheel met een toegang tot de woning van de pastoor. Van de vijf inschrijvers voor de bouw was de firma van Oorschot uit Roosendaal de laagste inschrijver kerk en pastorie werd aan­ge­no­men voor fl. 404.000,- Overigens zou­den we de ge­schie­de­nis te kort doen als we niet zou­den vermel­den dat er voordat de bouw de­fi­ni­tief werd opgedragen uit­voerig is gedis­cus­sieerd om de nieuwe kapel van de broe­ders op Sancta Maria niet over te nemen. De bouw van de kerk gaat voorspoe­dig en op 28 sep­tem­ber 1968 is het kerk­ge­bouw ingewijd door Mgr. H. Ernst, achtste bis­schop van het bisdom Breda.

(Bron “Een kwart eeuw Paulus­paro­chie” samen­ge­steld door S.A.I. du Pont en W.L.G. Brouwers.)

Oud Gastel>

De eerste schrifte­lijke vermel­ding van Gastel, als Gestele, stamt uit 1275. Toen schonk Arnoud van Leuven, Heer van Breda, het patronaats­recht van Gastel aan de Sint-Bernardus­ab­dij te Hemiksem. De monniken voer­den ontgin­nings­werk­zaam­he­den uit. Nadat Arnoud in 1287 gestorven was, werd het Land van Breda gesplitst in de heer­lijk­he­den Breda (de latere Baronie) en Bergen op Zoom (het latere Markiezaat). Gestel werd door beide Heren bestuurd, maar kwam in 1458 de­fi­ni­tief aan Bergen op Zoom. In 1296 kreeg Gastel een eigen schepen­bank.

Ansichtkaart met een groet uit Oud Gastel
Ansicht­kaart met een groet uit Oud Gastel

In 1276 werd Gastel een zelf­stan­dige pa­ro­chie met Sint-Lau­ren­tius als patroon­hei­lige. In 1648 naastten de her­vorm­den de kerk en de pastorie, en een jaar later kwam de eerste predi­kant. De katho­lie­ken bouw­den in 1689 een schuur­kerk aan de Meir te Stoof. Zij kregen in 1799 echter hun kerk weer terug, waarop de pro­tes­tan­ten, ter compen­sa­tie, in 1809 een Napoleons­kerk kon­den bouwen aan de Dorps­straat.

In 1866 ves­tig­den zich de Fran­cis­ca­nessen van Charitas in Oud Gastel. Zij beheer­den het Sint-Jozef Gesticht, dat diende als bejaar­dentehuis, zie­ken­huis en weeshuis, tot 1954. Toen werd het zie­ken­huis opgeheven, maar het gebouw vervulde nog diverse taken. In 1989 werd het gebouw, behalve de kapel, gesloopt.

In 1747, tij­dens de Oos­ten­rijkse successie­oor­log werd Bergen op Zoom door de Fransen bele­gerd en wer­den in Oud Gastel ook Franse mili­tai­ren inge­kwar­tierd. Men bouwde aan de oostzijde van de Gastelse Dijk West een ver­ster­king, Fort Willem genaamd, dat onder­deel was van een linie om de Fransen tegen te hou­den.

Tijdens de Eerste Wereld­oor­log wer­den, in het kader van de mobili­sa­tie, Neder­landse mili­tai­ren in Oud Gastel inge­kwar­tierd. Ook wer­den Belgische vluch­te­lingen in het dorp gehuisvest.

De Duitse bezet­ting tij­dens de Tweede Wereld­oor­log ein­digde op 30 ok­to­ber 1944, toen Oud Gastel werd bevrijd. (bron: Wikipedia.org)

Stampersgat

Het gebied waar te­gen­woor­dig Stampersgat ligt behoorde vroe­ger tot de heer­lijk­heid Nieuw Gastel. Het dorp Nieuw Gastel verdween door over­stro­mingen, zoals de Sint-Elisabethsvloed van 1421 echter van de kaart. Gedurende de 2e helft van de 16e eeuw von­den er weer inpol­deringen plaats en in 1606 kwam ook de Oude Prinslandse Polder gereed. Bij het veer over de Dintel, ooste­lijk van het vroe­gere Nieuw Gastel en nabij de Visserskreek, ves­tig­den zich mensen en ontstond het dorpje Stampersgat.

Ansichtkaart van het Kerkplein van Stampersgat
Ansicht­kaart van het Kerk­plein van Stampersgat

In 1851 werd te Stampersgat een meestoof gebouwd. Dat is een in­stal­la­tie op een land­bouw­bedrijf voor het drogen en ver­werken van de geteelde bijwor­tels van de meekrap om er de kleurstof alizarine ofwel Turks rood of kraplak uit te berei­den. Deze meestoof was winst­ge­vend tot 1872. In 1893 werd ze gesloopt.

In 1866 werd te Stampersgat, aan de hui­dige Fabrieks­straat, een suiker­fa­briek opgericht, de NV Gastelsche Beetwor­tel­fa­briek. Van 1881 tot 1903 was Jan Frederik Vlekke hier directeur. Deze voerde een chris­te­lijk-sociaal beleid in bij de 600 werknemers tellende fabriek. In 1927 sloot deze fabriek. In 1935 ves­tigde het schroot­bedrijf Uitvoe­ring Sloop­werken en Metaal­handel (USM) zich in het pand.

Vanaf de jaren 60 van de 20e eeuw schakelde men over op een groot­handel in walserijproducten en ging ver­der als Neder­landse Staal Unie. Dit 39 werknemers tellende bedrijf is in 2009 failliet gegaan, doorgestart onder de vlag van de Ko­nin­klij­ke Reesink Groep, maar in de­cem­ber 2012 alsnog gesloten. Los daar­van was er nog een andere, grote, suiker­fa­briek die direct ten westen aan de dorpskom was gelegen, maar behoorde tot de ge­meen­te Dinteloord. Ook bij de ge­meen­telijke herin­de­ling van 1997, toen de fusie­ge­meen­ten Halder­berge en Steen­bergen wer­den gevormd, kwam Stampersgat bij Halder­berge en de suiker­fa­briek bij Steen­bergen. Momenteel is de suiker­fa­briek één van de twee nog over­ge­ble­ven suiker­fa­brieken in Neder­land en een der grootste van Europa.

Pas in 1889 ontstond er een pa­ro­chie, die aan­vanke­lijk in een nood­kerk bijeenkwam. Deze pa­ro­chie werd afgesplitst van die van Oud Gastel. Ze was gewijd aan de Heilige Mar­te­la­ren van Gorcum. De hui­dige kerk kwam in 1924 tot stand, in 1927 gevolgd door een klooster van de Fran­cis­ca­nessen van Ouden­bosch. De zusters ver­zorg­den onder­wijs aan meisjes en de wijkverple­ging. Ze bleven tot omstreeks 1960. (bron: wikipedia.org)

Stand­daar­bui­ten

Na de Sint-Elisabethsvloed was de situatie zodanig dat het gebied ten noor­den van de Mark in een kwel­der­ge­bied ver­an­der­de. In 1527 wer­den de kwel­ders ten noor­den van de Mark ingepol­derd door Jan III van Glymes, die mar­kies was van Bergen op Zoom. Aldus ontstond Polder het Oudland van Stand­daar­bui­ten. Ten zui­den van de pol­der, ter plaatse van het hui­dige Stand­daar­bui­ten, stroomde de Mark een kreken­ge­bied in om ach­ter­een­vol­gens via de Wijtslach en de Barlaecke, bij de buurt­schap Barlaque, zich met de Mooie Keene samen te voegen tot de Dintel.

Ansichtkaart van de Markt, Standdaarbuiten
Ansicht­kaart van de Markt, Stand­daar­bui­ten

In 1529 werd in deze pol­der het dorp Stand­daar­bui­ten gesticht. Het werd ont­wor­pen als een voor­straat­dorp. De pol­der groeide in de loop der jaren aan van 880 tot 1350 ha. Stand­daar­bui­ten beschikte over een haven, die echter in de jaren 60 van de 20e eeuw werd gedempt. Ook kwam er een veerverbin­ding over de Mark tussen Stand­daar­bui­ten en Ouden­bosch. Deze meerde aan nabij de buurt­schap Schans. Het veer werd echter in 1839 opgeheven. Toen kwam er name­lijk een brug, welke later ook is verdwenen. In 1548 werd een kerk ingewijd.

Daar de pol­der in het grens­ge­bied van het graaf­schap Holland en het markiezaat Bergen op Zoom lag, kwam het nog wel eens tot schermutselingen over en weer. Vooral tij­dens de Tach­tig­ja­rige Oorlog had ze veel te lij­den van nu eens Spaanse, dan weer Staatse troepen. Zo werd Stand­daar­bui­ten en omge­ving in 1572 door de Geuzen geplun­derd en gebrand­schat, terwijl in 1760 een brand het dorp in de as legde.

In 1867 kwam er een suiker­fa­briek met een 54 meter hoge schoorsteen. Deze fabriek werd omstreeks 1930 afgebroken. Ook de vlasteelt was be­lang­rijk, tot ongeveer 1950. Daarna ging men over op champignonteelt. Voor beide teelten was Stand­daar­bui­ten het centrum in West-Brabant.

Toen, tegen het einde van de Tweede Wereld­oor­log, de geallieer­den naar het noor­den oprukten, trachtten de Duitsers hun opmars bij de Mark te vertragen, zodat ze zich kon­den terugtrekken ten noor­den van het Hollandsch Diep. Op 30 ok­to­ber 1944 bliezen ze de brug over de Mark op. Daarna volg­den beschie­tingen, waarbij het dorp vrijwel geheel werd verwoest. Op 4 no­vem­ber 1944 werd Stand­daar­bui­ten bevrijd.

De Fran­cis­ca­nessen van Etten bewoon­den in Stand­daar­bui­ten het Sint-Antonius­kloos­ter van 1838-1978. Het bevond zich aan het Pastoor Coolen­plein 3. Tot 1 januari 1997 was Stand­daar­bui­ten een zelf­stan­dige ge­meen­te, daarna was er een fusie met vier andere ge­meen­te tot de ge­meen­te Zeven­bergen, die in april 1998 hernoemd werd tot de ge­meen­te Moer­dijk. (bron: Wikipedia.org)


 

Postbus 174, 4730 AD Oudenbosch • Markt 59, 4731 HN Oudenbosch • (0165) 330 502 • info@bernardusparochie.nl      Website gerealiseerd door iMoose